Dialoog
Hieronder staan 3 dialogen die je kunt gebruiken. We gaan hier de komende twee weken aan werken…
Dialogen voor 2 en 3 leerlingen Dialoog 1 (A, B) (Je mag in deze dialoog ook een ander zintuig inzetten, horen, zien, voelen, proeven) A …Ik ruik iets…. B Wat? A …Ruik jij het niet dan? B Ruiken? A Ik ruik iets heel tja.. wat zal ik zeggen… B Ja… nu je het zegt… ik ruik het ook… A Is dat iets van…. B Het zal toch niet waar zijn! A Dan… dan…. B Bijzonder… (A of B Bedenk een eindzin) Dialoog 2 (A, B en C) A Zo stoor ik jullie… B Je komt op het goede moment A Ik stoor dus niet? C Nou eigenlijk wel… B Zeg het niet.. C Het stoort geweldig! A Wat mag je niet zeggen? B Ik weet niet of dit het goede moment is. A Want, je bedoeld toch niet dat gedoe met Lukas….? C Het had zo mooi kunnen zijn… (A, B of C bedenk een eindzin) Dialoog 3 (A en B) A Kom je nog? (B op) A Dat had wel wat sneller gekund... tjonge jonge B Als jij nou eens leerde wat geduldiger te zijn... A Het leven is maar kort! (B Pakt een voorwerp) B Zie je dit hier? A Ja.. dat is een (Naam voorwerp) B Precies en in alle rust kan ik het hier neer zetten... A Flikker toch op idioot... (A of B bedenk een slotzin)